Het gaat helemaal niet goed met de bijen

Het gaat al lang niet goed met de honingbijen: sinds 1965 daalt het aantal bijen dat in Europa gehouden wordt gestaag en in de VS is de terugval zelfs al sinds 1950 bezig. En de laatste jaren worden de bijen bovendien nog getroffen door de mysterieuze verdwijnziekte of CCD.

Dat sommige bijenvolken de winter niet overleven, is normaal, zo'n 8 tot 10 procent haalt de lente niet. Sinds 1998 stellen de imkers in Europa een vreemde verzwakking van hun volken vast en een abnormale hoge sterfte.

Vooral in Frankrijk, België, Nederland, Zwitserland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje sterven veel bijenvolken wanneer de bijen hun activiteit zouden moeten hernemen aan het einde van de winter en het begin van de lente.

In de Verenigde Staten is de terugval al langer bezig, sinds de jaren 50 namelijk. In de jaren 80 geraakten mijten die parasiteren op bijen verspreid in de VS en sindsdien hebben de VS minder bijenvolken dan in 1945. En het aantal blijft nog afnemen.

Verdwijnziekte

Vooral 2006 was een rampjaar voor de imkers in de VS. Eerst in het oosten en later aan de westkust werden de bijenvolken massaal getroffen door de verdwijnziekte, in het Engels Colony Collapse Disorder (CCD) genoemd. De situatie in de VS is nu zo erg dat er massaal bijen worden ingevoerd uit Australië. 

Het vreemde aan de ziekte is dat er weinig dode bijen worden aangetroffen in en rond de kasten. De kasten zijn gewoon leeg, meestal is de koningin nog aanwezig en een klein aantal bijen die niet willen eten. Ook de larven en de honing- en stuifmeelvoorraad zijn er meestal nog maar het grootste deel van het bijenvolk is gewoon verdwenen.

Ook in Europa heeft de ziekte inmiddels toegeslagen, net als in China, Japan en in Egypte.

Onduidelijke oorzaken

De oorzaak van de gestage afname van het aantal bijen en de toename van de sterfte is niet duidelijk. Het lijkt meer dan waarschijnlijk dat een combinatie van factoren aan de basis ligt. 

Varroamijt
De varroamijt is zeker een factor die bijdraagt aan de achteruitgang van de bijenpopulaties. De mijt is een uitwendige parasiet die op een aantal insecten voorkomt maar zich alleen kan voortplanten op het broed van honingbijen.

De roodbruine mijten klampen zich vast aan de bijen en bijten door de zachtere delen van het schild om het "bloed" van de bijen op te zuigen. Dat verzwakt uiteraard de bij en door de wonden in het schild kunne bacteriën en virussen binnendringen. In de bijenkast voeden de jonge mijten zich ook met de larven en de poppen van de bijen die daardoor misvormd kunnen worden of zelfs sterven. Als er niets gedaan wordt, sterft het bijenvolk zo'n drie jaar na het begin van de infectie met de mijt uit.

De varroamijt heeft zich waarschijnlijk vanuit de Filipijnen verspreid, in de jaren 60 eerst in Japan en de toenmalige Sovjet-Unie, later in Oost-Europa en vanaf de jaren 80 ook in West-Europa. In 1987 is de mijt opgemerkt in de Verenigde Staten en iets later ook in Canada. 

Naast de varroamijt zijn er nog andere, minder verwoestende parasieten als de grote en de kleine wasmot en de kleine kastkever.

Bestrijdingsmiddelen
Insecticides die gebruikt worden tegen schadelijke insecten, kunnen uiteraard ook schadelijk zijn voor bijen.

Imkers wijzen vooral met een beschuldigende vinger naar de zogenoemde "systemische" insecticiden. Dat zijn insecticides zoals neonicotinoiden waarmee de zaden omhuld worden en die zich dan verspreiden doorheen heel de plant, tot in de bloemen en het stuifmeel.

Ook onkruidbestijdingsmiddelen en schimmelwerende middelen kunnen schadelijk zijn voor bijen. Geleerden hebben in bijen tot 100 verschillende bestrijdingsmiddelen gevonden en ook vastgesteld dat de systemische insecticides tot 1.000 keer giftiger werden door de combinatie met sommige schimmelwerende middelen.

Monocultuur
Monoculturen, waarbij op grote oppervlakten een en dezelfde plant gekweekt wordt, zijn ook slecht voor bijen. Niet alle planten hebben even rijk stuifmeel en als de bijen zich lange tijd met hetzelfde stuifmeel moeten voeden, krijgen ze tekorten aan mineralen en eventueel proteïnen. Dat blijkt duidelijk bij de uitgestrekte amandelplantages in California waar de bijen bijgevoed moeten worden omdat het stuifmeel niet erg rijk is. Andere imkers kiezen bij de amandelteelt voor "wegwerpbijen". Ze geven geen bijvoeding en op het einde van het seizoen sterven de bijenvolken.

Ook voor wilde bijen zijn monoculturen erg slecht aangezien alle planten ongeveer tegelijk bloeien en er daarna, als de bloei voorbij is, is er geen eten meer voor de bijen. De imkers lossen dat voor hun honingbijien op door de kasten te verplaatsen. In de VS volgen zo miljoenen bijen de bloei van het zuiden naar het noorden. Ook dat transport is echter niet goed voor de bijen: zo'n 10 procent van de bijen kan er bij sterven.

Ook het verdwijnen van bepaalde wilde planten op het platteland, die een belangrijke voedselbron zijn,  is erg slecht voor vooral de wilde bijen. 

Momenteel is het zelfs zo dat imkers in steden minder problemen hebben dan hun collega's op het platteland. In de steden is het dan wel belangrijk dat mensen voor bloeiende planten in hun tuinen zorgen.

Andere factoren die mogelijk een rol kunnen spelen bij het afsterven van de bijen, zijn luchtvervuiling, die maakt dat geurstoffen van planten veel minder ver reiken zodat de bijen moeilijker voedsel vinden,  en elektromagnetische straling, van hoogspanningslijnen of gsm-masten, waar bijen gevoelig aan zijn omdat ze kristallen in hun achterlijf hebben die lood bevatten.

Meest gelezen