België pikt deel van regio van Grote Meren in

Rwanda en Burundi bestaan dezer dagen 50 jaar. Beide Centraal-Afrikaanse landen werden op 1 juli 1962 onafhankelijk. Daarvoor heette het gebied Ruanda-Urundi. Na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog kreeg ons land in 1924 een mandaat over het gebied van de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties.

Ruanda-Urunidi was oorspronkelijk een deel van Duits Oost-Afrika, dat het huidige Tanzania, Rwanda en Burundi omvatte. Het gebied was eind 19e eeuw geannexeerd door de Duitsers. Duitsland had niet echt een koloniale traditie - zoals bijvoorbeeld Groot-Brittannië of Frankrijk - en rekende op plaatselijke stamhoofden om orde te houden, belastingen te innen en plantages te runnen.

Ook het Duitse leger in Oost-Afrika stelde niet zoveel voor. De koloniale troepen slaagden er tijdens de Eerste Wereldoorlog weliswaar in het veel grotere Britse leger een aanzienlijke nederlaag aan te smeren, maar moesten uiteindelijk toch het onderspit delven, net als de Duitsers in Europa overigens. Het Belgische leger boekte ook een zeldzame militaire zege tegen de Duitsers op het Tanganykameer (1915-16).

Duitsland kreeg in 1919 de rekening gepresenteerd met het Verdrag van Versailles. Het land moest niet alleen forse herstelbetalingen doen voor zijn agressie, het speelde ook nog zijn overzeese kolonies kwijt. Duits Oost-Afrika werd opgesplitst: het grootste deel werd het Britse Tanganyka (later Tanzania), een deeltje in het zuiden werd deel van het Portugese Mozambique en een deel in het westen werd het Belgische mandaatgebied Ruanda-Urundi. Dat laatste werd bevestigd door de Volkenbond in 1924.

Verdeel en heers

Hoewel de Belgen Ruanda-Urundi in theorie bestuurden voor de Volkenbond, gingen onze voorvaderen zich meer en meer gedragen als kolonisatoren. Het doel was winst maken, bijvoorbeeld uit de koffieplantages op de rijke vulkanische grond.

Om hun gezag te vestigen, maakten de Belgen misbruik van de reeds bestaande maatschappelijk-etnische verhoudingen, met een overheersende en elitaire Tutsi-klasse - oorspronkelijk veehouders - en de "ondergeschikte" Hutu-klasse, meestal landbouwers. De bestaande sociale structuur werd verder uitgediept door een echte rassentheorie, die stelde dat de Tutsi's superieur zouden zijn aan de Hutu's.

Die verdeel- en heerspolitiek was goed voor de kolonisator, maar zou later meer dan eens leiden tot raciale spanningen in het onafhankelijke Rwanda en Burundi, met telkens vele tienduizenden of zelfs honderdduizenden doden tot gevolg.

De nieuwe lokale elite werd gevormd door de katholieke missies. De ijverige evangelisatiecampagne van onder meer de Witte Paters moest de traditionele Afrikaanse godsdiensten uitroeien, maar haalde ook nogal wat sociale structuren overhoop.

Na de teloorgang van de Volkenbond en de daarop volgende Tweede Wereldoorlog werd Ruanda-Urundi een trustgebied. Voor de Verenigde Naties betekende dat dat ons land het gebied aan de Grote Meren zou klaarmaken voor de onafhankelijkheid. In de praktijk zou het toch nog enkele decennia duren voor dat ook werkelijk zou gebeuren. 

Vanaf de jaren 50 echter weerklonk de roep om onafhankelijkheid steeds luider in Belgisch Congo, aan de overkant van het Tanganykameer en het Kivumeer. Geleidelijk begon ons land zijn greep op Centraal-Afrika te verliezen. In 1960 werd Congo onafhankelijk, en twee jaar later volgde Ruanda-Urundi, dat vervelde in het onafhankelijke Rwanda en Burundi. Maar dat vervellen zou gepaard gaan met de nodige raciale spanningen, waarbij ook de Belgen een rol speelden. 

Rik Arnoudt

Meest gelezen