Het ontstekingsmechanisme haperde

De ene dode is de andere niet. Politici, schrijvers, zangers, filmsterren en atleten halen wel de pers wanneer ze heengaan, maar niet iedereen krijgt een even groot afscheid. Lukas De Vos geeft de vergeten doden alsnog de in memoriam die ze verdienen.

Robin Mortimer (Conventry, 24 april 1952 - Brecht, 22 juni 2010)

Het zal je maar overkomen. Een zielloos hoopje mens, teruggevonden in het bakje van het stortbad. Dood. Gestikt in een rubberen bal, een ordinaire hartaanval, of de pijngrens zo ver verlegd met lachgas dat de organen het begaven. Heeft het belang?

Voor Schundblaadjes als The Sun en The Daily Mail uiteraard wel. Het is hun enige bestaansreden. Arme meesteressen Lucrezia en Juno van de Torture Towers in Sint-Job-in-‘t-Goor, zomaar met (zowaar soms overschatte) leeftijd en echte naam (ook al zwalpend tussen geboorteakte en verzinsel) aan het kruis genageld. Hoe goor kan verslaggeving zijn? Suits them well, wie SM levert zal door SM vergaan, hoor ik de vunzige tabloidredacties zeggen.

Erger vergaat het Robinsons weduwe Biddy. Zij wordt verstikt in de SM-verhalen van haar man en kwijnt zelf weg door MS. En toch. Er is een mens gegaan. Een mens met zwakheden, zeer zeker. Maar een mens met een illuster verleden, dat nu voor de ziekelijke sensatiezucht op één vuurtje wordt geroosterd. “Met staven geslagen tot zijn vel rood opgloeide”. “Vernederd met een hondenhalsband rond de nek”. “In zijn blote gekneveld en de kelder ingeduwd”. “Et alors?”, zou Mitterrand gezegd hebben.

Wie zichzelf pijn aandoet, of laat aandoen, is geen beulemans. Sportlui die tot over de grens gaan worden de hemel ingeprezen (of verguisd, als ze ook een ouweltje tegen de scheuten durfden in te nemen). Managers die leven op peppillen en bloeddoping zijn de nieuwe heiligen van het Grootkapitaal. Rechters die hun zelfweerzin wegwerken door tot bloedens toe te knielen en hun zielen bloot te leggen in luxebordelen zijn het toonbeeld der maatschappij. Kloosterlingen die de smart des Heren toepassen met prikkeldraad rond de dij en voor wie slapeloosheidsoefeningen gelden als toonbeelden van martelaarschap. Waarom zou een eenvoudige motorbaas zichzelf dan geen boete mogen opleggen?

Want Robin Mortimer - zijn nagedachtenis zij geprezen - was geen simpele selfmademan. Hij stamde uit een roemrijk viergeslacht van snelheidsduivels. Zijn grootvader langs moederszijde was niemand minder dan Joseph “Mutt” Summers, die maar liefst 54 vliegtuigprototypes als eerste testte, 366 toestellen aan hun maidentrips afwoog, 5.600 vlieguren als testpiloot voor Vickers Armstrong in Weybridge op zijn actief had. Ter vergelijking: de minder onbekende maanlander Neil Armstrong had maar één derde van de testuren in zijn arbeidsboekje staan.

Summers deed ook alle proeven met de springbom, de “bouncing bomb”, waarmee het 617e eskadron in 1944 alle Roerdammen vernietigde. Summers had zo zijn eigen afwijkingen. Voor elke testvlucht plaste de RAF-legende even op het achterwiel van zijn toestellen (die toen nog met de kop omhoog stonden, zoals de Supermarine Spitfire). Bijgeloof? Hij is in elk geval nooit verongelukt, wel CBE geworden.

Robins vader Charles (die met de feeks van een dochter van Summers, Jean, getrouwd was) was al een icoon van de snelheidsraces in Engeland, vooral nadat hij in 1951 met zijn vrouw had deelgenomen aan de competitie in een tweezitter, OPA 2, een D Healey Silverstone. Hij reed even goed met motoren als met bolides in de Brooklands jaren dertig. Met de fameuze Maserati 6CM van Giovanni Rocco, die er de Coppa Acerbo mee won in Pescara, nam hij deel aan de Stanmer Park Speed Trials van 1947. Een kwarteeuw later won hij nog de 500 cc motorace op het circuit van Montjuic voor Yamaha.

Zijn oudste zoon, Chas, was zo mogelijk nog succesrijker. Die won liefst acht keer de Isle of Man TT, reed meer dan honderd grote prijzen voor Yamaha, haalde zeven zeges binnen. En Robins eigen zoon, Alex, amper 25, was al Brits GT kampioen, en zou nu gaan meedoen in de race in Spa-Francorchamps, die meetelde voor de internationale GT open competitie, waaraan Mortimer voor het eerste jaar deelnam.

Begrijpelijk is de schroom van de familie toen uitkwam dat Robin - van racer tot staleigenaar uitgegroeid, en niet onbemiddeld, zoals The Sun niet nalaat te onderstrepen, met een optrekje in Rugby dat zowat 600.000 euro waard is (bijna dubbel zoveel als dat van de SM-Meesteressen in Sint-Job, ook al rekenden die 700 euro per uur strafstudie) – niet in Spa de geest had gegeven, maar in een zelfgezochte kerker.

Wie zijn hele leven in leren pakken rond moet lopen, voortdurend kont en knie verbrandt aan heet asfalt, of zonder water en lucht moet doorbijten in de oven van een eenzitter, blijft nood hebben aan uiterste uitdagingen. Het is geen afwijking zoals bij de te net geklede Max Mosley, F-1 baas bij Ecclestones genade, en betrapt in een aandoenlijke gevangenisseksscène. Het is de nooddruft van tekort aan uitdaging en richelgevoel. Een man die in 2007 alles bereikt had in zijn wereldje (zelf tien nationale titels, twee keer Ferrari UK kampioen; eigenaar van het Old Spice Ducati team; GT Kampioenschap voor zoon Alex en Ellis Bradley met een Dodge Viper; de Radical Enduro SR3; het FIA GT3 Europees kampioenschap met Bradley en Morris), kan niet zonder de zware drugs van snelheid, uithouding of pijngrens.

Ik weet het: we rijden naar Sint-Job op een ezel zonder kop. Domme Mortimer zal het omineuze kinderliedje niet gekend hebben. Evenmin als hij de wijze Lessius kende, wiens borstbeeld het centrum van Brecht siert - maar wiens afglijding naar voorbeschiktheid, naar predestinatie, Mortimer ongetwijfeld niet vreemd zou overgekomen zijn. Lessius was een jezuïet. Mortimer een akoliet. Maar beiden even eerzuchtig als ongeremd. Met een prikkeldraad om de dij.

Meest gelezen