Ariel Sharon na 8 jaar coma overleden

De voormalige Israëlische premier Ariel Sharon (85) is overleden. Sharon lag al acht jaar in een coma nadat hij een beroerte had gekregen. Zware nierproblemen na een recente operatie werden hem fataal. Met Sharon verliest het Midden-Oosten een van de meest kleurrijke, maar ook meest omstreden figuren. Met dezelfde sluwheid en onvoorspelbaarheid waarmee hij als generaal vijanden uitschakelde, deed hij dat later ook in de politiek.

Ariel Sheinerman (1928) was de zoon van Litouwse immigranten in wat toen nog het Britse mandaatgebied Palestina was. Later veranderde hij zijn naam in Sharon (Hebreeuws: bos). De jonge Sharon werd lid van de Haganah, de linkse zionistische militie die in 1948 de kern vormde van het nieuwe Israëlische leger. Sharon leidde er een speciale eenheid die vergeldingsaanvallen op Arabische dorpen uitvoerde. 

"Arik" Sharon behaalde militaire successen in de Suezoorlog van 1956 en de Zesdaagse Oorlog van 1967 en werd ten slotte generaal, maar zijn koppig en eigenzinnig karakter maakten hem niet erg geliefd bij de staf en vaak lapte hij bevelen van hogerhand aan zijn laars. Tussendoor studeerde hij geschiedenis, oosterse filologie en rechten.

Tijdens de Yom Kippoeroorlog in '73 werd Israël verrast door een gecoördineerde Arabische aanval en week het achteruit. In een onverwachte zet trokken Sharon en zijn troepen zelf het Suezkanaal over en omsingelden ze Ismaïlia en Suez en het Egyptische leger, dat de Sinaï was binnengedrongen. Dat vormde het keerpunt van de oorlog. Een jaar later verliet Sharon het leger.

"Grijp wat je kan krijgen"

Met dezelfde onverzettelijkheid stapte Sharon nu de politiek in met een eigen kleine ultranationalistische partij, die evenwel in '77 opging in de rechtse Likoed van premier Menachem Begin. Als minister van Landbouw riep hij de Joodse kolonisten op om zoveel mogelijk Palestijns gebied in te palmen. "Grijp wat je kan krijgen, de rest is voor hen", luidde het. In die jaren "betonneerde" Sharon ook letterlijk de Israëlische aanwezigheid op de Westelijke Jordaanoever en rond Jeruzalem.

Als minister van Defensie was Sharon in '82 de architect van de Israëlische inval in Libanon, waarbij de Palestijnse PLO verdreven werd en militair grotendeels uitgeschakeld.

Opnieuw kwam Sharon echter onder vuur; dit keer omdat zijn christelijke bondgenoten van de Falange een bloedbad aanrichtten in de Palestijnse vluchtelingenkampen in Sabra en Shatila. Een Israëlische onderzoekscommissie achtte de legertop mee verantwoordelijk omdat Sharon de falangisten niet tegengehouden had. Sharon moet uiteindelijk ontslag nemen.

In 2001 werd in België tegen Sharon een klacht ingediend wegens Sabra en Shatila en dat op basis van de genocidewet, maar dat leidde tot niets.

Sinaï en Gaza als pasmunt

Tussendoor had Sharon wel een opmerkelijke stap gezet toen hij in 1979 het vredesverdrag met Egypte goedkeurde. Daartoe ontruimde Israël de Sinaï en de Joodse kolonies, maar als ex-militair zag Sharon het grote strategische voordeel dat de "neutralisering" van Egypte zou opleveren.  In 2005 hanteerde hij dezelfde overwegingen toen hij als premier de ontruiming van de Gazastrook beval en de ontmanteling van alle Joodse kolonies daar. Dat joeg een schok door zijn achterban, maar ook toen zou Sharon niet buigen.

Via omwegen naar de top

Na zijn ontslag in '82 op Defensie had Sharon als minister van Huisvesting nochtans massaal nieuwe Joodse kolonies laten bouwen in Palestijns gebied. Hij werd de held van de kolonistenbeweging en maakte zo een comeback als minister van Buitenlandse Zaken (1998-99) en in 2001 als leider van de Likoedpartij.  In 2000 leidde zijn bezoek aan de Tempelberg in Jeruzalem tot een tweede Palestijnse opstand, maar dat weerhield Sharon er niet van om  in 2001 premier te worden.

Als premier verraste Sharon opnieuw vriend en vijand door de vredesgesprekken met de Palestijnen verder te zetten en door de Israëlische troepen en kolonisten in 2005 uit de Gazastrook weg te trekken.

Datzelfde jaar stapte hij met zijn aanhangers uit Likoed en stichtte hij de centrumpartij Kadima ("Vooruit"). Kort daarop werd hij getroffen door een hersenbloeding en raakte hij in een coma. Zijn vertrouweling Ehud Olmert volgde hem op als premier.

Sharon koesterde zijn imago van onverzettelijkheid, maar doorbrak dat twee keer in Sinaï en Gaza. Of hij met Kadima naar een compromis met de Palestijnen wou gaan, zal wellicht nooit duidelijk worden. Ook in eigen land was Sharon een enigma en erg omstreden. 

Het familieleven van Sharon was ook een beetje opvallend. Na de dood van zijn eerste vrouw Margalit trouwde hij met haar zus Lilit. Beide vrouwen zijn eerder overleden.

Meest gelezen