De erflaters van de Vlaamse film

Leve de Alaska frisco, weg met de popcorn. Een western als voorfilm en een kleurenfilm als hoofdgerecht. De ideale avond voor filmcriticus Lukas De Vos. In zijn nieuw boek "Doek" typeert hij de beste Vlaamse koppen die hij op zo'n filmavond al is tegengekomen. Hij gaat niet voorbij aan Hugo Claus en Erik Van Looy, maar houdt ook halt bij Maria Rosseels en Paul Meyer. Enkele fragmenten uit het boek.

Hugo Claus: "propere porno-regisseur"

Claus was de eerste literaire performer (voor hem waren er alleen dandy’s geweest zoals Maurice Gilliams, verknipte apostaten als Gerard Walschap of cynische rodevlagzwaaiers als Louis Paul Boon). In de film was hij niet anders: de eerste propere-pornoregisseur, een verademing na de brave proseliet Ivo Michiels (Meeuwen sterven in de Haven) en de blasé lorgnetfilmatheker Johan Daisne.

Want porno was het waarmee Claus zich bezighield, letterlijk dan (in het Grieks betekent pornos gewoon ontuchtig): zonder tucht de vuile was buitenhangen, het mes omdraaien in de pus van het verborgen gehouden buitenleven op de Vlaamse akkers, vingeren in de stinkende potjes die bedekt bleven met wierook en stool, de schijnheiligheid tuchtigen.

Alleen: Claus kende geen enkele beheersing, wat Steven De Foer nogal stevig omschrijft als ‘een neiging tot barok’. Claus bleef een agent provocateur uit eigen wil, ook als hij de geschiedenis daarvoor een arm moest omdraaien.

Zonder Maria Rosseels, geen Rik Torfs

Rosseels had een broertje dood aan de domineesmentaliteit van het kerkelijk instituut, al maakte ze nooit een geheim van haar diepste geloofsovertuiging. Maar de beste manier om die te belijden, heeft ze altijd volgehouden, was franjeloze eerlijkheid. 

Omdat het conservatief-christelijke establishment nooit goed begrepen heeft hoe het moest omgaan met een onafhankelijke, eigengereide vrouw die dan nog in een typisch mannenberoep als beschouwend journalist stapte, is ze van lieverlede tot icoon opgewaardeerd.

Hoe meer ik me erger aan haar stijl, hoe groter mijn bewondering wordt voor de hagenpreekster die Maria Rosseels in feite was. Het is hilarisch te lezen hoe ze ooit gecensureerd werd omdat ze Bobbejaan Schoepen een ondermaatse filmacteur vond.

Er zijn weinigen die het met Rosseels oneens zijn, maar er zijn nog minder recensenten die dat ooit in diezelfde Standaard hebben uitgeschreven. En dat kardinaal Van Roey zelve de artikelenreeks ‘Moderne Nonnen gevraagd’ (1960) deed stop zetten, bewijst hoe noodzakelijk de Rosseelsen van de kerk waren om te staan waar we nu staan. Zonder Maria Rosseels geen Rik Torfs, geen Godfried Danneels, geen Etienne Vermeersch, geen Jan de Volder.

Paul Meyer schopt tegen schenen van overheid

Het is als weerspannig, gezagsontrouw filmmaker dat hij zijn faam zal vestigen. Geheel in de stijl van Misère au Borinage (1932) vat hij de sociaal-realistische literatuur aan, met name de emblematische maatschappijkritiek van Piet Van Akens Klinkaart. In één dag gebald vat hij de gedwongen ontgroening en ontmaagding van een jonge arbeidersdochter in de steenbakkerijen.

Meyer was dapper genoeg om de valse schijn die zijn opdrachtgever, de Belgische minister van Openbare Opvoeding, wou wekken, naast zich neer te leggen. In plaats van een propagandafilm over de weldaden van het industriële land dat ‘werk aanbood’ aan zijn gastarbeiders, tekende Meyer vrijwel emotieloos de neerdrukkende schaduwen van het zwarte land op: een put die moet sluiten (toen al; de ramp van Marcinelle lag nog vers in het geheugen), de stoflong die uit hongerige ogen staart, een instortend industrielandschap, dominante terrils, braakland, verkrachting.

Het enig verweer van de dompelaar is het ogenblikkelijk genot van het bal, en de warmte van de werkmansopvang. Niet om het leven te vergeten, maar om te tonen dat leven als onkruid groeit, op de puinen van wat barbaars de vooruitgang is gaan heten.

Het zal Meyer zuur opbreken, en tegelijk zijn naam vestigen. De regering was niet bijzonder opgezet met de invulling van de overheidsopdracht. Ze beschuldigde Meyer meteen van misbruik van openbare fondsen, eiste alle voorschotten terug, en deed Meyer een stuk van zijn leven het geld terugbetalen.

Erik Van Looy: was Jaws er niet geweest

"Ik ben een echte genrefilmer. Thrillers, policiers. Ik heb altijd al geweten dat ik de film in wou, geen houterige theatermensen, maar vooral een stuk suggestie. In 1975 zag ik Jaws, ik was helemaal van de kaart. Ik werd helemaal een freak. Ik wou high worden’ (lacht geluidloos). ‘Zo’n verpletterende ervaring. Je laat mensen lachen op het juiste moment, huiveren, schrikken, stil worden. Toen wist ik het: film wordt mijn leven."

"Kijk, als ik wil kan ik binnen de twee maand een low budget film draaien in Hollywood. Maar ik stel me te veeleisend op. Er liepen, lopen nog altijd een drietal projecten in Amerika. Maar ik wil bij Manchester United spelen, niet voor Sheffield Wednesday. En dus zei ik nee tegen de verfilming van James Elroy’s The Night Watchman met Keanu Reeves, Forest Whitaker en Hugh Laurie. En dus is de horrorthriller Mile Zero naar een idee van Holly Brix in de koelkast gestopt, problemen met de casting. Ik wil geen derderangsamusement brengen."

En een nieuwe film?
(lacht) "Hoe kun je ’t raden? Ik heb een briljant idee. Maar Hilde De Laere is onverbiddelijk: vertel het aan niemand. Ik ga het scenario wel zelf schrijven. Of misschien met Bart De Pauw, als die er zin in heeft . En als mijn cameraman, Jan Eelen, er maar zin in heeft . Een genie, die man. Zeker zo goed als Spielbergs oog, Kaminksi."

Uit "Doek" van Lukas De Vos

Meest gelezen