De middenklasse is een uitstervend ras

De financiële en economische crisis verandert in sneltempo de arbeidsmarkt en de sociale verhoudingen in ons land. In Europa zijn miljoenen jobs verloren gegaan de laatste jaren en het einde is nog niet in zicht. Niet de laagst of hoogst betaalde jobs, maar in de tussenmoot sneuvelen de meeste jobs. De middenklasse krimpt. Snel.

De jobs voor de middenklasse slinken al sinds de jaren 80. Door de technologische vooruitgang en globalisering verdwijnen systematisch jobs. Bedrijven automatiseren hun processen waardoor er minder mensen nodig zijn. Heel wat bedrijven hebben ook de deuren gesloten, al dan niet om de productie naar het buitenland te verplaatsen.

De jobs die daarbij het meest sneuvelen, zijn jobs waarin een bepaalde mate van routine zit, zoals autoassemblage in een fabriek of loonadministratie op kantoor. Wat men noemt “middenklassejobs”. Enige vorm van kwalificatie is vereist, maar niet erg gespecialiseerd of technisch.

De laagbetaalde jobs, zoals werk in de horeca, de zorg, poetswerk of receptionisten, blijven bestaan, want die taken kan een computer niet overnemen. Die jobs zijn ook heel lokaal en kunnen dus niet verhuizen.

De goedbetaalde jobs, zoals arts, IT-specialist, biowetenschapper of chemicus, blijven meestal ook buiten schot omdat computers geen medische diagnose kunnen stellen, problemen kunnen oplossen of bepaalde testen uitvoeren. Sommige van die jobs kunnen “verhuizen naar een goedkoper land”, maar de meeste niet.

De laag- en hoogbetaalde jobs lijken dus beschermd, terwijl het aantal jobs in de middenklasse afneemt. Wie zijn “middenklassejob” verliest, zal niet zo snel nog een gelijkaardige job vinden met eenzelfde loon.

Geen middenklassejobs beschikbaar

Hoewel het aantal jobs in ons land in vergelijking met andere Europese landen stabiel is gebleven, is ook bij ons een inkrimping van het aantal middenklassejobs een feit. Dat blijkt uit een onderzoek bij laag-, midden- en hooggeschoolden tussen 1993 en 2006 van het Leuvense onderzoeksinstituut voor arbeid en samenleving HIVA.

Dat wil niet zeggen dat mensen met een middenklassejob werkloos zijn geworden. Ze komen eerder terecht in een lager betaalde job, zo blijkt uit onderzoek van de KU Leuven (Goos, Salamons). Omdat er minder middenklassejobs beschikbaar zijn en omdat ze vaak niet de mogelijkheid hebben om “op te klimmen” naar een hoogbetaalde job.

Daardoor is er verdringingseffect aan de gang. De laaggeschoolden komen op hun beurt terecht in nog slechter betaalde hamburgerjobs, komen in de (deeltijdse) werkloosheid terecht of in de dienstenchequejobs. De hooggeschoolden kunnen hun status en job meestal behouden.

Dit verdringingseffect is al aan de gang sinds de jaren 80, maar de crisis van de laatste jaren heeft de verdringing nog vergroot.

Wie is het meest getroffen?

De crisis treft niet iedereen even hard. Sommige sectoren blijven buiten schot, in andere sectoren sneuvelen er elke dag jobs. Jongeren, mannen, niet-Europese burgers en laag- tot middengeschoolden voelen het jobverlies van dichterbij.

Bij de autoindustrie, metaal- en textielsector, meubel-, papier- en houtnijverheid, drukkerijen, de telecommunicatie en de hotel- en verblijfsector was het aantal beschikbare jobs al aan het minderen voor de crisis. Bedrijven verhuizen naar goedkopere landen, gaan failliet of herstructureren.

De crisis doet daar een grote schep bovenop. In die sectoren is het aantal jobs dat jaarlijks verdwijnt, verdrie- of verviervoudigd sinds de crisis. Het zijn vooral mannen die in deze sectoren werken (bijna driekwart van de werknemers), meestal gaat het om arbeiderjobs (68 procent).

Maar ook enkele sectoren waar jobs bijkwamen voor de crisis, kennen nu een terugval. Het gaat dan onder andere om de uitzendsector, financiële sector, groot- en kleinhandel, de bouw en fabricage van machines.

Ook in die beroepssectoren werken er meer mannen (62 procent) dan vrouwen. Er zijn evenveel jobs van arbeiders als van bedienden bedreigd. Maar vooral jongeren werken in deze sectoren, vooral in de interimarbeid en kleinhandel. Ook het aantal laaggeschoolden (25 procent) en middengeschoolden (49 procent) die werken in deze sectoren, is hoger dan gemiddeld. Zij zien het aantal beschikbare jobs zienderogen slinken.

Wie is niet getroffen?

Toch zijn niet overal jobs verloren gegaan. Zo zijn er jobs bijgekomen in de zorgsector (ziekenhuizen, kinderopvang, ouderen- en gehandicaptenzorg,…), onderwijs, openbaar bestuur (overheidsdiensten en stedelijke en gemeentelijke diensten), vervoer, computerconsultancy en andere diensten aan bedrijven. Deze sectoren zaten al in de lift voor de crisis en zijn niet geraakt door de crisis.

In deze sectoren werken voornamelijk vrouwen maar ook de oudere werknemers zijn meer vertegenwoordigd in deze soort jobs. Meer dan de helft van de 55-plussers (52 procent) is werkzaam in deze groeiende sectoren.

In de chemie, elektronica, post- en koerierdiensten, de landbouw, wegen- en waterbouw, verzekeringen en diensten in verband met gebouwen (vb bewaking, reiniging) is er ook geen “crisiseffect”. In die sectoren zijn wel jobs verloren gegaan, maar niet meer of minder dan voor de crisis.

Komen de verloren jobs nog terug?

Armoedeonderzoekers in ons land vrezen dat de “middenklassejobs” die de laatste jaren verloren zijn gegaan, voorgoed verloren zijn. Een heropleving van de conjunctuur zal deze niet terugbrengen omdat het werk vervangen is door een computer of verhuisd is naar het buitenland.

Een mogelijk lichtpunt is wel de vergrijzing. De komende vijf jaar gaan zo’n 300.000 mensen met pensioen. Die jobs zullen vrijkomen en zullen niet allemaal verdwijnen. De jobs krijgen mogelijk wel een andere invulling.

Dat kan een positief of negatief effect hebben. Positief: een opwaardering van de functie waardoor de job in de middenklasse blijft of komt. Of negatief: een kwalitatief minderwaardige job waardoor de job uit de middenklasse valt.

Wie behoort tot de middenklasse?

De berekening gebeurt op basis van het mediane beschikbaar inkomen. Voor de Belgische EU-SILC gegevens bedroeg het mediane beschikbaar inkomen in 2010 op individueel niveau € 19.464 netto per jaar. De middenklasse valt dan tussen € 9.732 netto en € 38.928 netto per jaar.

(bron mediaan beschikbaar inkomen: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie: EU-SILC 2010)

Meest gelezen