Europese Tobintaks een stapje dichterbij
Binnen de EU wordt er al lang gediscussieerd over een minieme taks op de handel in aandelen, obligaties en derivaten, maar de invoering van die zogenaamde Tobintaks stuit op felle tegenstand van een aantal landen. Vooral het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Polen verzetten zich ertegen.
De voorstanders van de taks, met op kop Duitsland en Frankrijk maar ook ons land, mikken daarom op de invoering ervan in een beperkt aantal landen. Ze gebruiken daarvoor de methode van de "versterkte Europese samenwerking". Die geeft de Europese Commissie de mogelijkheid om op vraag van minstens negen lidstaten een eigen voorstel in te dienen.
Europees commissaris voor Belastingen Algirdas Semeta heeft nu laten weten dat hij van tien landen een formele aanvraag heeft gekregen voor een versterkte samenwerking. Mogelijk sluit Estland zich hier nog bij aan.
Semeta gaat alle 27 EU-lidstaten nu vragen of hij de elf geïnteresseerde landen een concreet, gedetailleerd wetsvoorstel mag voorleggen. Hij wil dat nog voor het einde van het jaar doen. Omdat de Britse minister van Financiën George Osborne twee weken geleden zei principieel voorstander van de samenwerking te zijn, ziet het er niet naar uit dat de 27 Semeta iets in de weg gaan leggen.
Het is momenteel nog niet duidelijk hoeveel de taks zou kunnen opbrengen en wat er met de inkomsten moet gebeuren. In het verleden pleitten de voorstanders van een Tobintaks ervoor om de opbrengst ervan te gebruiken voor ontwikkeling van armere landen, maar er is ook sprake van om het geld te gebruiken om de Europese kas of die van de individuele landen te spijzen.
