De zwarte fietstassen van P.C. Paardekooper

Ik denk dat het nauwelijks de Belgische media haalde, maar vorige week overleed een Nederlander die menig Vlaams leven beïnvloedde, ook dat van mij. De taalkundige Piet Cornelis Paardekooper. PCP was de eerste Nederlander die ik in het echt mocht aanschouwen. We moeten daarvoor helaas terug naar de jaren 80 van de vorige eeuw.

Als achttienjarige begon ik toen een studie Nederlands aan de Kulak in Kortrijk, het West-Vlaamse bijhuis van de katholieke universiteit van Leuven. Het werd mijn annus horribilis. De campus bleek een groot uitgevallen crematorium, ik raakte verliefd op een jongen die nog liever alleen was dan met mij, en op het einde van het jaar was ik ook nog 's gezakt. Ik wist niet hoe snel ik er weg moest komen.

Duister verleden

De Kulak werd ooit opgericht om de vrome West-Vlamingen uit de grote boze stad Gent te houden. Er viel nog minder te beleven dan in mijn thuisdorp. Zo kregen we alleen les van stokoude mannen. En Paardekooper was de alleroudste. Iedereen was een beetje bang voor hem, om verschillende redenen.

Zo had hij prima kunnen figureren in een griezelfilm. Hij was extreem lang en mager, met achterover gekamd dun grijs haar. Hij droeg ook altijd grote donkergrijze pakken en lange zwarte overjassen. Maar ik herinner me vooral zijn immense, knokige oudemannenhanden waarmee hij je wellustig in de schouders kwam knijpen als je iets verkeerds had gezegd. Of iets juists, dat weet ik niet meer precies.

Hij had ook een duister verleden. Dat werd toen helaas nooit uitgeklaard, maar je moest ervan uitgaan dat hij niet uit vrije wil in dit boerengat was komen zitten. Hij was duidelijk verbannen van andere, leuke universiteiten in Nederland en Vlaanderen, waar hij stoute dingen gezegd of gedaan had. Kortrijk was z'n laatste kans, maar we moesten blijven uitkijken.

En dan was er zijn vak: Nederlandse taalkunde en taalbeheersing. Die taalkunde was een duivelse mix van wiskunde en grammatica die slechts een enkeling ooit heeft kunnen doorgronden. Paardekooper had het allemaal samengevat in een belachelijk dik boek. Dat boek was zo dik dat ik het zelfs niet durfde open te slaan. Het ligt nu op zolder, om volgende generaties te laten schrikken.

Pief, poef, paf

Taalbeheersing was een stuk leuker. Daarvoor had de professor-koopman een kleine ABN-gids die we van buiten moesten leren. Daarin stonden alle verschrikkelijke fouten opgelijst die wij als Vlamingen dagelijks uitkraamden, met daarnaast de Noord-Nederlandse variant als lichtend voorbeeld. Dat ging erg ver. Zo mochten we nooit kleed zeggen, maar jurk. Dat is voor mij nog altijd een lichaamsvreemd woord, al moet ik bekennen dat ik m’n Nederlandse vrienden steevast aan het lachen krijg als ik over m’n slaapkleed begin - gelukkig duikt dat woord weinig op tijdens reguliere gesprekken.

Paardekooper checkte onze groei ook persoonlijk tijdens zijn beruchte ABN-babbels. Alle studenten moesten geregeld bij 'm langs in zijn chaotische bureautje om een kwartier lang foutloos met hem te converseren. Sommige meisjes stonden al na 1 minuut huilend op de gang. Zij waren "dood". De professor zei namelijk pief bij de eerste fout, poef bij de tweede en bij de derde, paf, was je dood en moest je gaan. Zou het echt zo kinderachtig geweest zijn..? Zo herinner ik het me in ieder geval.

Paardekooper had humor, maar zag zichzelf ook als missiewerker tussen de dialect sprekende inboorlingen. Pas als je ABN sprak, was je beschaafd. Dat was ook 1 van z'n examenvragen: waarom het ABN moest zijn en niet AN. Maar ik was toen nog te jong om neer te schrijven hoe ik werkelijk dacht. Achteraf beschouwd was het ook allemaal vernederend voor ons West-Vlamingen. Maar de tijden waren anders, niemand verzette zich.

Eenzame fietser

Toch intrigeerde Paardekooper mij altijd. Ik had met 'm te doen. Hij leek me zo eenzaam zoals hij met z'n Hollandse oma-fiets met grote fietstassen over de campus reed. Een compleet zwart silhouet, ook wanneer het snikheet was, helemaal out of place in die onverstaanbare Vlaamse provinciestad die voor hem een gruwel moet zijn geweest.

Na afloop van de les deelde hij oude NRC’s uit, zodat we eindelijk eens een fatsoenlijke krant konden lezen. Ik verslond die kranten. En hij deed ons Willem Brakman lezen, z’n favoriete oude mannen-auteur. Hij inspireerde me zelfs tot een eerste publicatie in het campuskrantje onder de titel "Hoe sterk is de eenzame fietser?". Geen idee wat daarin stond en ik durf het ook niet meer op te zoeken.

Toen ik pas voor de radio werkte, ben ik hem nog eens gaan interviewen. Alsof ik wilde bewijzen dat je ook zonder een voldoende voor zijn grammatica een microfoon mocht vasthouden. Maar mijn opnamebandje draaide helemaal in de soep en ik moest schoorvoetend terug om het gesprek over te doen. Hij liet het allemaal glimlachend gebeuren.
Enkele weken geleden moest ik gek genoeg weer aan 'm denken. Ik begaf me op pad om fietstassen te kopen, een onmisbaar attribuut hier in Nederland. En hoewel ik me verheugd had op frivole meisjestassen, kwam ik thuis met de verstandigste keus: grote zwarte fietstassen zoals die van PCP.

Meest gelezen