Spendeert België het dubbele van de buurlanden aan werkloosheid?

Volgens N-VA-voorzitter Bart De Wever geven we in ons land het dubbele uit aan werkloosheidsuitkeringen in vergelijking met onze buurlanden. Die uitlating leidde tot nogal wat discussie. Hieronder een poging tot opheldering.

Afgelopen vrijdag was Bart De Wever te gast in "Terzake". Tijdens de uitzending lichtte de N-VA-voorzitter onder andere zijn plannen omtrent de aanpak van werkloosheid toe. Zoals bekend stelt De Wevers partij een beperking van de werkloosheidsuitkeringen voor. Werklozen zouden zo na twee jaar hun uitkering verliezen.

Tijdens de uitzending liet de partijvoorzitter zich verder ontvallen dat “we het dubbele van de buurlanden uitgeven aan werkloosheid”. Die uitspraak ontlokte snel een discussie op Twitter. Econoom Geert Noels liet weten dat ons land zelfs meer dan het dubbele uitgeeft aan werkloosheidsuitkeringen. Dit deed hij in de volgende tweet:

Andere twitteraars kwamen op de proppen met cijfers die sterk verschilden:

Dus is de vraag: geeft België inderdaad het dubbele van de buurlanden uit aan werkloosheid?

Meer dan het dubbele?

Allereerst willen we weten hoe het totale budget voor arbeidsmarktbeleid verdeeld wordt.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle uitgaven aan arbeidsmarktbeleid volgens 4 verschillende categorieën. Uit het overzicht blijkt dat ons land in totaal ongeveer 13,6 miljard euro uitgeeft aan arbeidsmarktbeleid. Dat is 3,68% van het bbp.

Grafiek: Vergoeding oudere werklozen bevat onder andere uitkeringen aan bruggepensioneerden en iedereen die zijn of haar loopbaan niet afwerkt heeft en vrijgesteld is van de verplichting te zoeken naar werk. Activeringsbeleid bevat ook dienstencheques.

Bron: Activiteitenverslag RVA 2013, Eurostat

Geeft ons land meer dan het dubbele uit van de buurlanden aan werkloosheid? We overlopen even de uitgaven van de buurlanden.

Bron: Eurostat, DG EMPL

Wat blijkt? Op basis van deze cijfers ontsnappen we niet aan de conclusie dat België een pak meer uitgeeft aan werkloosheid dan de buurlanden. RVA en de regionale arbeidsbemiddelaars - VDAB, Actiris en Forem - gaven in 2011 in totaal 3,68 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uit. Het gemiddelde van de buurlanden lag op 2 procent van het bbp. Ons land gaf dus 1,8 keer meer uit dan de buurlanden.

Zin en onzin van een internationale vergelijking

Wanneer we de cijfers in de bovenstaande tabel beter bekijken, komen we tot een vreemde constatatie. De vergoedingen voor werklozen bedroegen in 2011 1,38 procent van het bbp. Dat is iets hoger dan Duitsland, maar lager dan Frankrijk. In vergelijking met Nederland gaven we zelfs een stuk minder uit.

Ook de cijfers op de tweede rij zijn moeilijk te interpreteren. Dit zijn de vergoedingen voor oudere werklozen. Wat deze uitgaven betreft, is België de absolute koploper. In 2011 liepen de kosten op tot 2,3 miljard euro of 0,7% van het bbp. België gaf maar liefst 14 keer meer uit dan het gemiddelde van de buurlanden. Het valt echter op dat Frankrijk en Nederland bijna niets uitgeven aan oudere werklozen.

Hoe kan dit? Betekent dit dat er in Nederland en Frankrijk weinig tot geen werknemers zijn die voor de wettelijke pensioenleeftijd stoppen met werken? Enig onderzoek wijst uit dat dit niet kan kloppen. Er zijn wel degelijk werknemers in Frankrijk en Nederland die vroeger stoppen met werken. Volgens het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er momenteel ongeveer 379.000 personen tussen 50 en 65 die niet langer werken en uitkeringsgerechtigd zijn. Waarom verschijnen deze 379.000 personen - of 2 procent van de Nederlandse bevolking - niet in de bovenstaande tabel over uitgaven voor werkloosheid?

Het antwoord: in de buurlanden zijn de afgelopen jaren veel hervormingen doorgevoerd om de vervroegde uittreding af te bouwen. Het gemiddelde budget voor brugpensioenen daalde in de EU in de periode 2005-2008 gemiddeld met 4,6 procent. In dezelfde periode stegen de uitgaven voor brugpensioenen met 28 procent in België. We mogen echter niet vergeten dat personen die toch vervroegd uittreden in Nederland en Frankrijk niet tot de "werkloosheid" gerekend worden maar tot het “vervroegd pensioen”. Deze categorie moet aan de tabel toegevoegd worden om een vergelijking te kunnen maken.

Maar dat is niet alles. In de buurlanden is het recht op werkloosheidsuitkeringen beperkt in de tijd. Wie te lang werkloos is, valt terug op bijstand - in ons land beter bekend als leefloon. Indien men een echte vergelijking wil maken tussen de totale uitgaven van landen aan werkloosheid, moeten ook deze cijfers opgenomen worden in de vergelijking.

We zijn er ons echter van bewust dat we hierdoor een groep mensen wordt betrokken voor wie de notie “werkloos” niet van toepassing is. Wie in ons land bijvoorbeeld jonger is dan 18, kinderen ten laste heeft en geen inkomen heeft, kan beroep doen op een leefloon. Met andere woorden: niet alle mensen met een leefloon komen uit de werkloosheid. Tegelijk kunnen we niet negeren dat grote groepen werklozen in het buitenland geen uitkering meer krijgen omdat ze al te lang werkloos zijn. Bijvoorbeeld in Duitsland valt zo een grote groep werklozen onder het stelsel van leefloon.

Een vierde opmerking: sommige landen heffen belastingen op sociale uitkeringen. In de Scandinavische landen zijn sociale uitkeringen bijvoorbeeld onderworpen aan een hoge progressieve inkomensbelasting. Er bestaat dus een verschil tussen bruto - en netto-uitgaven aan werkloosheid. Indien we een internationale vergelijking willen maken, moeten we idealiter de netto-uitgaven gebruiken.

België op de vierde plaats

In de statistieken van Eurostat vinden we 7 uitgavenposten voor werkloosheid terug: werkloosheidsuitkeringen, uitkeringen aan oudere werklozen, activeringsmaatregelen en dienstencheques, werkingskosten, vervroegde uittrederegeling, sociale bijstand of leeflonen en vervroegde uittrederegeling wegens invaliditeit. De laatstgenoemde categorie bevat personen op leeftijd die “niet meer in staat zijn” om nog te werken. Deze maatregel bestaat in België niet. In sommige Europese landen wordt hier vaak gebruik van gemaakt.

Wanneer we de uitgaven voor deze categorieën samentellen, kunnen we de totale uitgaven berekenen en een zinvollere vergelijking maken. We sluiten echter niet uit dat er uitgavenposten bestaan die niet in de data van Eurostat voorkomen.

Bron: Eurostat, DG EMPL

Wat blijkt? Indien alle bovenstaande uitgaven worden samengeteld - inclusief leeflonen en vervroegde uittreding - dan geeft België 4,31 procent van het bbp uit aan werkloosheid. Dat is nog steeds 1,4 keer meer dan het gemiddelde van de buurlanden.

België staat op de vierde plaats in Europa. In 2011 gaven we minder uit aan het arbeidsmarktbeleid dan Denemarken, Griekenland en Spanje, en net iets meer dan Slovenië.

Conclusie

De opdeling van Eurostat is gecreëerd om discussie te vermijden, maar zoals we in de tekst aangaven zijn er tal van zaken die buiten beschouwing worden gelaten. Uitkeringen voor oudere werknemers behoren in de buurlanden vaak tot de categorie “pensioen” en zijn niet terug te vinden in de werkloosheidscijfers.

Werkloosheid is in de buurlanden beperkt in de tijd waardoor langdurig werklozen terugvallen op een leefloon. Ook deze personen verdwijnen uit de werkloosheidsstatistieken. Bovendien zijn uitkeringen vaak onderworpen aan belastingen. Als we een vergelijking willen maken, bekijken we liever de netto-uitgaven van elk land.

Wij hebben gepoogd deze nuances in onze berekeningen te verwerken. Het resultaat wees uit dat België 1,4 keer zoveel uitgeeft als de buurlanden. In de Europese lijst staan we dan op de vierde plaats. Eurostat, dat geen rekening houdt met de verschillende soorten uitkeringen, komt tot een verhouding van 1,8 met de buurlanden.

Meest gelezen